Tegen welke ziektes kunnen katten worden gevaccineerd?
Katten kunnen tegen verschillende ziektes worden ingeënt, namelijk:
- Kattenziekte (panleukopenie): Zeer besmettelijk en vaak dodelijk. Veroorzaakt ernstige darmontstekingen, koorts en uitdroging. Een kernvaccin.
- Niesziekte (herpes & calicivirus): Veroorzaakt niezen, oogontsteking, koorts en soms chronische klachten. Bescherming is niet volledig, maar vaccinatie vermindert de ernst.
- Chlamydophila felis: Vooral bij katten in grote groepen.
- Bordetella bronchiseptica: Vooral relevant bij katten in pensions of catteries.
- FeLV (Feline Leukemievirus): Een ernstig, levensverkortend virus. Het is eventueel aan te raden bij kittens, buitenkatten of katten met wisselende sociale contacten.
Welke vaccinaties zijn noodzakelijk en welke optioneel?
Noodzakelijke vaccinaties voor katten zijn de vaccinaties tegen:
- Kattenziekte
- Niesziekte (herpes + calici)
De vaccinatie tegen kattenziekte geeft meestal gedurende 3 jaar bescherming. De vaccinatie tegen niesziekte geeft maximaal 1 jaar bescherming en moet dus jaarlijks worden herhaald.
Naast de standaard vaccinaties zijn er een aantal optionele vaccinaties die worden gegeven afhankelijk van leefstijl en risico, namelijk:
- FeLV: Niet standaard in Nederland. Deze vaccinatie kan een optie zijn bij kittens, buitenkatten en katten die samenleven met onbekende of nieuwe katten.
- Chlamydophila: Vooral bij groepen katten of herhaald oogproblemen.
- Bordetella: Aanbevolen voor katten die naar pension gaan.
- Rabiës: Verplicht bij reizen naar het buitenland.
Het belang van kittenvaccinatie
Kittens zijn extra kwetsbaar voor infecties. Een goed vaccinatieschema voorkomt ernstige ziekte in de eerste levensfase.
Wanneer en wat vaccineren bij een kitten?
Op 6 weken leeftijd: Alleen wanneer de moeder niet gevaccineerd was tijdens het jaar van de dracht: vaccin tegen kattenziekte.
op 8–9 weken leeftijd: Kattenziekte en Niesziekte (herpes + calicivirus), optioneel: Chlamydophila, Bordetella, FeLV bij risicokittens
op 12 weken leeftijd: Herhaling kattenziekte en niesziekte, optioneel: rabiës (indien nodig) en Bordetella (als dit bij 9 weken niet is gedaan)
De rol van maternale antilichamen
Kittens krijgen via moedermelk antistoffen van de moeder. Deze beschermen het kitten, maar zorgen er ook voor dat vaccins nog niet goed aanslaan. Ze verdwijnen tussen 6 en 16 weken leeftijd. Daarom wordt er meerdere keren gevaccineerd, zodat de kans het grootst is dat de vaccinatie op het juiste moment aanslaat.
Bij sommige kittens zijn ze langer aanwezig, waardoor titeren zinvol kan zijn.
Titerbepaling bij katten
Net als bij honden kan bij katten ook een titerbepaling worden gedaan. In de meeste gevallen gaat het hier om de Vaccicheck.
Waarvoor kun je titeren?
Voor katten is titeren alleen betrouwbaar voor kattenziekte (panleukopenie)
Je kunt dit doen om te bepalen:
Bij kittens:
- Of de maternale antilichamen bij kittens al laag genoeg zijn voor een eerste effectieve vaccinatie
- Of het standaard vaccinatietraject goed gewerkt heeft (controle rond 20 weken)
Bij volwassen katten:
- Of er nog voldoende bescherming is tegen kattenziekte
- Of een herhalingsvaccin wel of niet nodig is
Beperkingen van de titerbepaling bij katten
Titeren is een hele goede methode om onnodige vaccinatie van je kat te voorkomen. Het is echter niet mogelijk tegen alle ziektes waartegen je katten door middel van vaccinatie kunt beschermen. Titeren werkt namelijk niet voor:
- niesziekte
- chlamydophila
- bordetella
- FeLV
Er is wel een titerbepaling mogelijk voor de rabiës vaccinatie. Dit kan alleen niet met een in-huis test door de dierenarts. Deze moet worden opgestuurd naar een extern laboratorium (en is soms verplicht bij reizen naar landen buiten de EU).
Daarnaast geldt:
- De niesziektevaccinatie werkt maximaal één jaar, dus jaarlijkse herhaling blijft nodig.
- Een titer zegt niets over de bescherming tegen luchtwegziekten, omdat die vooral door lokale afweer bepaald wordt.